inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1836 - 1923

poëzie (nr. 3.632):

De oude zeeman

Wanneer ik op de duinen stond,
Vóór vele - vele jaren,
En ginds in zee een zeiltje zag,
De haven uitgevaren;
Dan kwam de lust naar verre reis
Mijn jeugdig hert bedriegen,
En 'k wenste wel de meeuw te zijn
Om heen te mogen vliegen.

De zeeliên in de hoek van 't vuur,
Bij winteravondstonden,
Verhaalden van gevaar en storm
En wat zij al bestonden,
Van lange reis en zeldzaam oord
En vrolijk zeemansleven.
- O reizen, reizen, verre gaan
En op de golven zweven!

Ik had de dagen opgeteld.
Thans was het uur verschenen.
Wat gaf mij eigen haard en huis?
De verte trok mij henen:
De verte met haar toverlach,
En al het onbekende;
Hoe sloeg mijn hert van ongeduld,
Als 't schip zich zeewaarts wendde!

Maar als op 't dek ik eenzaam stond,
In verre zee gedreven,
En door de avondmist allengs
De oever weg zag zweven,
Een vreemde treurnis kwam mij op,
Mijn oog zocht in de verte,
En 'k was verwonderd van de zucht,
Die opsteeg uit mijn herte.

Ik heb gereisd, ik heb gerust,
Gezocht en niet gevonden
't Geluk, in eigen stille streek,
Noch ginds op vreemde gronden.
Maar in de rust en in 't gewoel,
Toch is de tijd verlopen,
En heeft tot weemoed zacht gewiegd
Mijn wensen en mijn hopen.

En 's avonds, als de regen plast
En holle winden tieren
En dat het schip mij morgen wacht,
Om weêr in zee te stieren,
Dan vat mijn hert een droef gevoel,
Ik kan het niet verdrijven,
Maar 'k wenste wel een kind te zijn,
Om t'huis te mogen blijven!

Gedichten (1870)

Schrijver: Virginie Loveling
Inzender: adm, 27 mei 2019


Geplaatst in de categorie: reizen

3.0 met 12 stemmen aantal keer bekeken 3.261

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)