Naar buiten gauw, om bloemen in te gâren
‘Naar buiten gauw, om bloemen in te gâren,
Naar buiten!... hoor de winden somber jagen.
't Is winter, ach! waar zijt gij heengevaren,
Of frisse geuren, schone zonnedagen?
De min verjongt mijn hart; ik, arme dromer,
'k Meende t'allen kant de jeugd te vinden,
En juichte: hé, naar buiten, lief! 't is zomer
En alle mensen zijn mijn goede vrinden.
O liefde! liefde! gij kunt 't hart bedriegen...
't Is winter, 'k heb geen jeugd en weinig vrinden.
Wat geeft het, 'k laat me in zoete dromen wiegen,
Zolang ik 't lieve bloemken trouw zal vinden.’
Bloemeken (1879)
Schrijver: Emanuel HielInzender: Redactie, 11 oktober 2009
Geplaatst in de categorie: planten