inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1876-1931

poëzie (nr. 2.614):

DE SEIZOENEN

Najaar, vluchtend langs de wegen,
Bijna hebt gij afgelegd
't Rode kleed, dat losgeregen
Enkel aan één gesp nog hecht.

Langs de zoom der bruine heide
Zweef zo ijlings niet voorbij,
Zet Uw ben met fruit terzijde,
En tot afscheid zegen mij.

Ook Uw beide zusters duldden
Bij het afgaan van dit pad,
Dat mijn gul gebrachte hulde
Om een gunst, een weergroet, bad;

Zomer heeft haar doek verschoven,
En haar boezem bloot gemaakt,
Zacht heb ik die bron der hoven
Met de lippen aangeraakt;

En dat kind, wier lieflijk Leven
Duurt zolang de koekoek lacht,
Heeft mij hier een bloem gegeven,
Dat ik altijd aan haar dacht.

Kom dus tot mij, herfst, want ginter,
Laatste leidsvrouw van het jaar,
Nadert reeds de bleke winter
Met een maretak in 't haar.

Het aardsche paradijs (1913)

Schrijver: Aart van der Leeuw
Inzender: Redactie, 13 maart 2015


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

4.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 732

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)