inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1808 - 1875

poëzie (nr. 2.736):

Het zingen van de slaaf.

Vrij gevolgd naar H.W. Longfellow.

Uit de hut des negers rezen
Aan d' Ohio-stroom bij nacht
Liedren als Jehova prezen,
Toen Hem Isrel offers bracht;
En mijn voet gleed trager voort
Door het statig sluimrend oord.

Luide zong hij Davids Psalmen,
Schoon in slavenboei gekneld;
Luide zong hij zegegalmen
Van de koninklijke held;
't Vorstlijk harpgezang van 't Oost
Ruiste in 't verre Westen troost!

'k Hoorde 't lied, vóór veertig eeuwen
Aan de Rode Zee gedicht.
Langs de Leidsman der Hebreeuwen
Was ze wederzijds gezwicht,
Maar van heel 't Egyptisch heir
Gaf zij ros noch ruiter weer!

De oren lenende aan die zangen,
Werd mijn harte droef te moe:
Onbeschrijfelijk verlangen
Naar verlossing klonk mij toe
Uit de weemoedvolle klacht,
Waar zich 't lied in had verzacht.

Zie, 't geviel in de eerste dagen
Der gemeente van de Heer:
Paulus wordt in boei geslagen;
Silas kromt zich naast hem neer -
Tot het paar de hoofden buigt,
En in banden Gode juicht!

Daar beweegt van schrik zich de aarde,
Daar betoont de Hemel hulp!
't Stenen huis, dat hen bewaarde,
Davert als een rieten stulp, -
Open is 't gesloten graf,
En hun ketens vallen af.

Maar wat engel daalt er neder,
Die der slaven boeien slaakt?
Maar wie schudt het aardrijk weder,
Tot verstokt gewisse ontwaakt?
Biddend zag mijn blik omhoog
Naar der heldre starren boog!


1844.

Schrijver: E.J. Potgieter
Inzender: Redactie, 16 oktober 2015


Geplaatst in de categorie: religie

4.0 met 1 stemmen aantal keer bekeken 392

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)