Langs het Getijde
Het schemert, en
Waar 'k peinzend langs de golven ga
En peinzend naar hun ruisen hoor,
Ruist al hun vloed mij schuimend na
En wist mijn spoor.
Het schemert, en
Waar 'k wijkend het getij beleef,
Ruist het getijde op mij aan
En wist wat 'k in mijn hart beschreef -
Wat 'k heb gedaan.
Het schemert, en
In 't ruisend wit getijde zie 'k
Een bleke, vreemd geworden geest -
En 'k peins naar wie ik was - naar wie 'k
Eens ben geweest!
Zingende stemmen (1916)
Schrijver: C.S. Adama van ScheltemaInzender: Redactie, 13 maart 2017
Geplaatst in de categorie: individu