Tulpen
Bloedplassen, trots het zonlicht levend rood,
Zag 'k wijd vervloeien tot de horizont;
Uit lang gespleten, geel ett'rende wond
Walmde wee-zoete reuk, als van de dood;
En 't leek, alsof een bloedstraal opwaarts spoot,
En onbeweeglijk hing boven de grond:
De droppels sidderden, helrood en rond,
Gestold tot blad'ren aan de beukeloot.
De zon ging onder. Schuwe schem'ring sloop
Over de landen; en aarzelend kroop
Door mist van bloed, zoekende tor, de maan;
En 'k voelde mij de enig levende mens
In dode wereld, en ik zag immens
Het spook van de aarde ontzettend voor me staan.
Brahman, deel I, p. 139(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: JM, 22 april 2003
Geplaatst in de categorie: individu