DE BOUWMEESTER
Zomerse bloei van fier gekruind planten,
Zozeeer heb ik uw gratie liefgehad,
Dat ik met U, het aan uw vorm verwante,
De straat en 't plein versierd heb van mijn stad.
In 't fries der tempels zocht ik u te benaadren
Wat van Uw volheid woekerde in mijn droom,
Het kapiteel kroonden acanthusblaadren,
De zuil rees statig opwaarts als een boom.
Nu lig ik laag, Uw wortels mij omwinden,
Mijn bloed verandert, het ontkiemt, ontspruit;
Nog staat het lot mij toe, o mijn beminden,
Dat ik mij innig in een bloesem uit.
Het aardse paradijs (1927)
Schrijver: Aart van der LeeuwInzender: Redactie, 6 september 2003
Geplaatst in de categorie: liefde