Aan Jacob Cats
U klinkt mijn cither, Hollands bard!
Wiens werk de tand der tijden tart,
O Bron van zoveel schats!
Wie Neêrlands volk zo mint en roemt
En met de naam van Vader noemt,
Terecht, o Jacob Cats!
Gij Vondel, Bredero en Hooft
Waart niet van dichtgenie beroofd,
Dat ziet men aan 't debiet!
En gij ook, Bellamy en Poot
Waart lang niet van talent ontbloot,
Maar Catsen waart gij niet!
Want Gij blinkt boven allen uit,
Gij sloeg een nationale luit,
Gij zongt een Hollands lied!
De krans, die om uw slapen gloort,
Is van echt Vaderlandse soort-
Godvruchtig en solied!
Gij zongt op degelijke trant
Van vroomheid, deugd, gezond verstand
En van het huw'lijkszoet!
Nooit zocht ge, in wat geen sterfling vat-
Een droom of rollend rozeblad-
De troost voor uw gemoed!
Waar is uw weerga, zoet poëet,
Die Hollands taal als honig kneedt,
Verheven fenomeen?
Welk land, welk volk, op heel deez' aard,
Heeft ooit een tweede Cats gebaard?
Dat kon ons land alleen.
Rust, dichter-pensionaris, warm
In 't Hemelrijk, in Godes arm,
Wiens naam gij altoos preest;
De laatste Nederlander sterft,
Eer Jacob Cats zijn glorie derft
En Nederland zijn geest!
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -- - - - - - - - - -
deze enigszins ironische loftuiting publiceerde Van Eeden onder het pseudoniem Cornelis Paradijs
Inzender: W.I., 19 december 2003
Geplaatst in de categorie: literatuur