KINDERLIJK
Constantijntje, ’t zalig kijntje
Cherubijntje, van om hoog,
D’ijdelheden, hier beneden,
Uitlacht met een lodderoog.
Moeder, zeit hij, waarom schreit gij?
Waarom greit gij, op mijn lijk?
Boven leef ik, boven zweef ik,
Engeltje van ’t hemelrijk:
En ik blink’ er, en ik drink er
’t Geen de schenker alles goeds
Schenkt de zielen, die daar krielen,
Dartel van veel overvloeds.
Leer dan reizen met gepeizen
Naar paleizen, uit het slik
Dezer werreld, die zo dwerrelt.
Eeuwig gaat voor ogenblik.
(1631-1633)
Schrijver: Joost van den VondelInzender: J.L.H. M., 21 oktober 2001
Geplaatst in de categorie: religie