inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1834 - 1875

poëzie (nr. 1.130):

De nieuwe eigenaars

Zij had hare beste kleedren aan,
Zij kwam hare pacht betalen.
Mijnheer was niet te huis en Mevrouw
Ging zelf het handboek halen.

Zij keek eens rond: 'Zij hebben toch al
Wat de hemel hun aan kan bieden,'
Dacht de jonge boerin, en keek weer rond zich,
'Dat zijn toch gelukkige lieden!'

Mevrouw was wel trots met de liên van haar stand,
Maar zeer vriendelijk met hare minderen;
Ze ontving de jonge pachterse zeer gul,
En vroeg haar nu naar heur kinderen.

'Zij zijn reeds behulpzaam in huis en op 't veld,
Het meisje,' sprak zij, 'en haar broeder;
Die kinderen hebben mij waarlijk zo lief
Als ware ik hunne eigene moeder.'

- 'Ge zijt dus de tweede vrouw; maar het zijn
Uwe eigene kinderen, die 'k mene;
Die moeten nog klein zijn, en hoeven veel zorg?'
'Mevrouw,' sprak ze, 'ik zelf heb er gene'

Zij zegde dat stil, en zij hield toen de blik
Voor haar voeten nedergeslagen.
'En gij, hoeveel kindren hebt gij wel, Mevrouw?'
Waagde zij nu weder te vragen.

- 'Ik heb er ook gene,' gaf zachtjes Mevrouw
Tot antwoord; toen zwegen beiden:
Daar zaten zij saam zo gelijk van gemoed,
Van zeden en rang zo verscheiden,

De rijke vrouw, en de vrouw van het land,
Door hetzelfde leed gebogen:
Wat het hart ontbeert, wordt gelijk gevoeld,
In de lage stand en de hoge.

Gedichten (1877)

Schrijver: Rosalie Loveling
Inzender: adm, 24 oktober 2007


Geplaatst in de categorie: vrouwen

3.0 met 12 stemmen aantal keer bekeken 3.016

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)