Hoe zal ik u toch noemen!
Hoe zal ik u toch noemen?
Wanneer uw blikken in mij schijnen
en al mijn lijden doen verdwijnen;
wanneer uwe ogen liefde stralen
en, als de beken in de dalen
de bloemekens zo fris besproeien,
mijn hart met zoete lust bevloeien:
Hoe zal ik u toch noemen?
Hoe zal ik u toch noemen?
Wanneer gij in het kruid verscholen,
waar vogelen vol liefde in dolen,
een liêken zingt zo engelachtig,
zo los, zo fijn en toch zo krachtig,
dat mijne ziel begint te springen
en niets haar vreugde kan bedwingen:
Hoe zal ik u toch noemen?
Hoe zal ik u toch noemen?
Wanneer uw lippen, geur’ge rozen,
waarop de deugd, de reinheid blozen,
als englen aan de poort van ’t leven,
mij willen warme zoenen geven;
wanneer uw zachtgekleurde wangen,
met vreugd mijn hete kus ontvangen:
Hoe zal ik u toch noemen?
Hoe zal ik u toch noemen!
Bezat ik d’eêlste taal der talen,
waaruit ik ’t zoetste woord kon halen,
dat ooit een stervling heeft vernomen,
dan zou uit mijne boezem stromen,
dit woord, als een gebed van minne
voor u, o heilge engelinne:
Hoe zal ik u toch noemen?
Gedichten 1861 - 1863
Schrijver: Emanuel HielInzender: Redactie, 11 oktober 2008
Geplaatst in de categorie: liefde