inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1859 - 1941

poëzie (nr. 1.354):

Het Allerdroefste

O droef is elke erinnering
Aan hem, die jong ten grave ging,
Maar ’t allerdroefste dunkt mij dat:
Nooit heeft mijn lief mij liefgehad.

O, dat ik dááraan denken blijf!
Voor hem was ik een tijdverdrijf,
Wat hij voor mij was wist hij wel:
Hij was mijn hemel en mijn hel.

Kon ik maar wenen als weleer!
O God, ik heb geen tranen meer.
Kon ik maar bidden! ’t was zijn spot
Die mij vertwijflen deed aan God.

O schoon gelaat! o zonnig haar!
Demonische ogen, diep en klaar!
O sfinx-lach om die fijne mond!
O raadsel dat ik nooit verstond!

Hij boog mijn trots, hij brak mijn wil,
Mijn afgemarteld hart werd stil.
Hij temde, als een wild dier, mijn ziel,
Tot, slaafs, zij aan zijn voeten viel.

Mijn arme liefde knielde in ’t zand
En kuste, bleek, zijn meesterhand.
Toen hij mij dat had aangedaan,
Toen bood hij mij... zijn vriendschap aan.

Schrijver: Helene Swarth
Inzender: Redactie, 10 januari 2010


Geplaatst in de categorie: verdriet

4.0 met 7 stemmen aantal keer bekeken 1.341

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)