inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1814 - 1903

poëzie (nr. 1.576):

Aan een vriend

o, Vraag mij niet, vraag mij nooit naar mijn smart!
Kondt gij mijn leed en mijn jammer waarderen?
'k Zou slechts de maat van uw droefheid vermeeren;
Gij hebt genoeg voor een menselijk hart.

Wat mij de wang reeds zo ras heeft verbleekt,
Wat mij de kruin reeds zo vroeg deed vergrijzen,
Zou, zo gij 't wist, u te duidelijk bewijzen,
Dat zich het noodlot meedogenloos wreekt.

Lang waart gij reeds uit uw dromen ontwaakt,
Toen mij der jonkheid begooch'ling nog streelde,
Nog bood de jeugd mij de beker der weelde,
Toen gij reeds de Alsem der smart had gesmaakt.

Vaak waart ge reeds van de doornen gewond,
Toen 'k nog de rozen slechts kende van het leven;
Lang had de lach reeds uw lippen begeven,
Voor nog één zucht ze verjoeg van mijn mond.

Toen kwam het leed, waar gij vruchtloos naar vraagt;
Gij zijt niet rijker aan heil dan te voren,
Maar zo geducht is het wee mij beschoren,
Dat ik benijd, die ik eerst heb beklaagd.

O vraag mij niet, vraag mij nooit naar mijn smart,
Kondt gij mijn leed en mijn jammer waarderen,
't Zou slechts de maat van uw droefheid vermeeren,
Gij hebt genoeg voor een menselijk hart.


1834.

Schrijver: Nicolaas Beets
Inzender: adm, 31 januari 2011


Geplaatst in de categorie: vriendschap

3.0 met 18 stemmen aantal keer bekeken 3.672

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)