KRANKE ZIELEN
Onder zilvergrijze abelen,
Toen ik langs de stichting reed,
Zaten arme, kranke zielen
In hun stijf, éénvormig kleed;
Wezenloos, een rij van beelden,
Staarden zij het leven aan,
't Leven dat hen eens bezielde,
Thans niet meer door hen verstaan.
Uit hun midden rees een jonkman,
Fors van bouw, gespierd en kloek.
Om zijn slapen wond de waanzin
Als een mist de sluierdoek;
In de lente weeft het zonlicht
Blaadren aan de dorre boom,
Maar kan zijne geest niet wekken
Uit de boze, bange droom.
Onder zilvergrijze abelen
Zaten zij, hun brein omhuld
Door de neevlen van 't verleden,
Blinden waan of eigen schuld;
Kranke zielen! kranke zielen!
Rukt men straks aan 't stille graf,
Zelf den mens een eeuwig raadsel,
Van uwe geest de blinddoek af?
De oude huisvriend.(1882)
Schrijver: Frederik HemkesInzender: Han Messie, 10 augustus 2011
Geplaatst in de categorie: psychologie