LENTE.
'k Zie weer de glinsterende mugjes dansen
In held'rer zon neersprankelende glansen;
De wolken varen rustig langs de hemel,
In bos en water krielt een nieuw gewemel.
De koude luister van de winter vluchtte,
En alles bloeit wat eens zijn nijping duchtte;
Zacht worden blaad'ren door de wind bewogen,
De bonte weide lonkt met schitterogen.
De verre heuvels liggen dof te blauwen,
Een donker waas ligt om hun kruin te dauwen,
De vogels lachen luid met klare klanken,
'k Ontvlucht de stad en vlij me op groene banken.
Gedichten (1908)
Schrijver: Edward KosterInzender: Redactie, 20 mei 2016
Geplaatst in de categorie: jaargetijden