Gemis
Toen ik hem daaglijks sprak en zag –
Dat vriendlijk oog, die milde lach –
Beminden wij elkander;
Toch hield ik, zo verbeeldde ik mij,
Iets meer van menig ander;
Van jonger vrienden, dwaas en vrij,
Vol opgewonden jong gevoel,
Want hij was kalm en scheen wel koel...
Maar nu de vriend mij is ontvallen,
Nu voel ik ’t aan mijn lange smart,
Nu klaagt en weet mijn eenzaam hart:
Hem had ik ’t liefst van allen!
Vroege gedichten(1851)
Schrijver: P.A. de GénestetInzender: H.H., 16 augustus 2002
Geplaatst in de categorie: vriendschap