De hazelaar
Er groeit geen boom in het wijde bos.
Die liefdesgeheimen trouwer bewaar’.
Die beter bescherme de zetels van mos,
Dan de oud geprezene hazelaar.
Hij vlamt in de nijpende wintertijd
Met zijn bloemetjes klein en teer,
En gans een schare katjes vlijt
Zich op zijn naakte leden neer.
En als zijn eigen vuur is geblust,
Dan steekt de struik zich diep in ‘t groen,
En lokt met nootjes tot vreugd en lust.
Tot minnegekoos of verlovingszoen.
Ten haaz’laarsbos dan rap te been,
Waar frisse bedden zijn gespreid,
Waar luwe luchtjes om ons heen
Verrukking geuren en tederheid!
Wel wenkt de hazelaar nu nog
Van uit de verre geboortegouw,
Wel wordt mijn gang allengskens log
Bij ‘t rekken van het levenstouw,
Wel klim ik dikwijls in de geest
Met buurmans Mietje onbevreesd
Ten struik op om de zoete keest.
-Ach, ‘t notenkraken is een feest
Geweest, geweest!
-----------------------------------------------
Verspreide en nagelaten Gedichten (1869)
keest - het beste, edelste van iets
Schrijver: Johan Michiel DautzenbergInzender: Redactie, 14 december 2020
Geplaatst in de categorie: natuur