inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1887 - 1939

poëzie (nr. 1.369):

De eenzame

En elke dag opnieuw, bij het ontwaken,
Keert hij zich droevig in zijn bedde om,
Terwijl zijn handen, in nerveus gefrom,
Spelen over ’t weggewoelde linnen laken.

Hij fronselt tegen ’t licht dat door de blinden,
Ten kier gelaten, bleek zijn bed beschijnt,
Zijn tengere gestalte teer omlijnt,
En zoekt zijn mond ten koele kus te vinden.

Hij voelt zich moede in zijn lege leven,
Dat hij alleen en lijdelijk doorleeft
In treurenis, dewijl hij niemand heeft
Die meer dan fraaie frasen hem wil geven.

Hij ziet zichzelve weer de dag beginnen:
Zijn kamer wacht hem met een stuurs onthaal
Van stilte en het overdekte maal,
Dat wordt genoten zonder maag of vrinden;

Zijn moeizaam werken in bestofte boeken;
En even ligt een lach op zijn gezicht
Bij ’t lezen van een gracelijk gedicht,
Gevonden na langdurig duurzaam zoeken.

Hij ziet zich wandlen langs de lange wegen
Ver door de verre velden naar de zee.
En overal neemt hij zijn lijden mee,
En niemand komt met troostend woord hem tegen.

En d’avond, als alom de lampen lichten,
Brengt aan zijn eenzaamheid het zwaarste leed,
Omdat hij nu in andre huizen weet
Een kring van vrolijk stralende gezichten. –

En bitter bergt hij in beschreide handen
De droefheid van zijn angstig aangezicht. –
En door de luiken lacht het morgenlicht
En schetst zijn schaduw op de witte wanden.

--------------------------------------------
maag - bloedverwant
gracelijk - bevallig, gracieus

Schrijver: Willem de Merode
Inzender: Redactie, 9 februari 2010


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

2.7 met 11 stemmen aantal keer bekeken 2.100

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)