De stilte trekt, op donzen voeten
De stilte trekt, op donzen voeten,
een stomme schildwacht, gans alleen,
door lege straten... Treurig groeten
de sterren door de nevels heen.
Lang was de dag en zwaar van zorgen...
Mijn hart is lam; mijn hersens moe...,
en dubbele zorgen brengt de morgen
misschien...; mijn ogen vallen toe...
En toch, - toch vindt mijn ziel geen ruste! -
Gelijk de zeemeeuw, afgedwaald
bij 't wilde noodweer van de kuste,
waar zij, om te azen, nederdaalt,
op klamme, half doorweekte schachte,
dwars tegen wind en waterslag
in, door- en voortvliegt heel de nachte
en voort- en doorvliegt heel de dag;-
zo wou, wat haar te pletter drukke,
aan laag en grof haar kluistren moog,
mijn ziel het al aan flarden rukken
en vliegen, waar zij nimmer vloog;
zo wou mijn ziel, de wreed geslagene,
ópwiekend hoog uit slijk en slam,
áfwerpen 't al te lang gedragene
slavinnenpak, en - als een vlam
óptongend boven mist en wolken,
uitspannen, groots, in 't groots azuur,
tot ogenlust van alle volken
mijn hemeldroom in zevenkleurig vuur. -
Inzender: Redactie, 9 april 2014
Geplaatst in de categorie: individu