Nestwarmte
Ze zei: 'Je ligt maar in je nest;
wat ben je toch een ei!'
Hij zei: 'Ik voel me niet zo best;
wees lief en kom erbij.'
Ze kwam bij hem in bed en zei:
'Je bent een gekke vent.'
Hij zei: 'Wat ben ik blij, dat jij
m'n eierwarmer bent.'
Ze maakte hem ontzettend heet.
Hij raakte van de kook.
- Onvoorbehoed, hetgeen hem speet.
Hij zei: 'Nu krijg je 't óók.'
'Die woorden hoor ik niet zo graag,'
verklaarde zij onthutst.
Ze haalde snel d'r motorzaag.
Toen werd het ei geklutst.
Geplaatst in de categorie: limerick