Brueghel's carne vale
het dolle wijf vat plots de zotskap van de danser
de kerel die haar forse lijf omprangt
zij schokken hortend-ruw elkander
haar zwetend lijf gans aangerand
monotone dreun der aangeschoten muzikanten
schept een roes van zinnelijk begeren
een bonte stoet satanische trawanten
verstrengelt tot een kluwen haveloze kleren
een pirouette ontaardt in drieste wenteling gelijk een
danse macabre van de dwaze Maya, omgord
door schimmen uit een magisch dodenrijk
vergankelijke vreugd schenkt de grimas die alras verdort
tableau vivant van genot en gruw deez woeste pantomime
onbezonnen vlucht uit een leven in verval
verboden vrucht dit intermezzo in gebarsten grime
murw van veil vermaak daalt de machochel af in dieper dal
de danser eens luimig metgezel
doldriest van kannen schuimend bier
nu drinkebroer deerniswekkend in zijn zotte monoloog
naargeestig spotvogellied van de burleske nar met helse lier
rest een smalend doch verloren dissonant
vannachter de verlaten toog - de herberg
eerder schouwtoneel van wervelend gewoel en vunzige gezangen
gewikkeld in de damp van zo vette spijs en wildgebraad
ebt moeizaam leeg - een laatste disganger hult zich gevangen in een ritueel van sleetse waardigheid in
zijn duistere gewaad
Geplaatst in de categorie: feest