over beroepen
de trucker wou een
vrachtwagencombinatie
als beroepskleding
de schilder vroeg aan
de bakker een heel bruin en
een gebroken wit
de uitgever en
de opmaker hadden elk
een gat in hun hand
de diëtiste
en de telefoniste
traden in lijndienst
al trok ze veel uit
de magneetstripteaseuse
bleef aantrekkelijk
de tennisser had
een tennisarm en de waard
een alcoholarm
de renner leed aan
een loopoog en de bisschop
leed aan een domoor
de kantonrechter
had een meesterhand aan elk
der rechterarmen
haar liefhebberij
werd tenslotte het vak van
de prostituee
de succesvolle
textielfabrikant zei dat
hij het goed maakte
de directeur mocht
slechts leidingwater drinken
en de schilder kwast
het neukebootje
van het slettengroepje lag
in de vrijhaven
de stewardess was
weer in de wolken en dacht
ik ben hoog zwanger
de gigolo werd
ouder en kreeg steeds meer last
van slappe tijden
de distributeur
en de stukwerker hadden
elk slechts deelbanen
de dichter staakte
hij vond dat hij recht had op
afsluitprovisie
de generaal was
geen beroepsofficier maar
slechts een amateur
woningsanering
maakte de behoefte aan
huisartsen groter
mijn beroep snijdt geen
hout klaagde de werkloze
trieste boomchirurg
de schoenmaker werd
door z'n vrouw vervloekt daar hij
slippertjes maakte
de buikspreker zijn
mond zag ik niet bewegen
zei de blinde man
de chirurg had de
imitator van van gogh
een oor aangenaaid
de zeeman had een
waterhoofd en de chinees
had nasiballen
de gigolo had
een erelid maar de non
had een heilig kruis
hij werd schoenmaker
omdat hij mensen graag een
hak wilde zetten
de timmerman had
steeds laag water om daarop
spijkers te zoeken
de arme leraar
gaf alleen maar privaatles
speciaal aan kakkers
ik kan alleen maar
versjes in stafrijm schrijven
zei sint nicolaas
ze zag geen toekomst
in haar vak want ze gaf les
in geschiedenis
de juffrouw van de
retirade speelde met
flair haar toiletrol
de beul en cipier
leefden respectievelijk
van hang- en sluitwerk
examinators
aten hun proefkonijnen
van toetsenborden
koniginnensoep
prisessenboontjes en ijs
een vorstelijk maal
de brandweerman dronk
het allerliefst spuitwater
uit een groot brandglas
hij wou reukwater
H2O de cologne
zei de chemicus
de buikspreker wou
nog ruggenspraak houden met
een dijenkletser
de gevallen vrouw
kreeg medische hulp van een
ongevallen arts
de spits met koppijn
en voetbalknieën viel ook
nog op zijn trapgat
deugt mijn persorgaan
dacht de journalist want zijn
endeldarm deed zeer
de nieuwe acteur
met hoge plankenkoorts kreeg
een rolberoerte
de bakker hield van
bakken en dus bakte hij
moppen en poetsen
de veldpredikant
riep voorwaarts mars naar de kerk
als een dienstbevel
de pastoors gingen
tienmaal op de knieeën als
godsdienstoefening
zijn hoofdberoep was
hoofdverpleegkundige zijn
bijbaan was imker
de biograaf werd
bij zijn biografenis
levend begraven
de exorcist had
de pest aan zijn baan hij deed
slechts geestdodend werk
mijn zeeziekte lijkt
een oceaandepressie
vond de admiraal
de handelaar zei
ik ben koopman ik huisman
zei de makelaar
de handwerkster en
de redenaar hadden een
haakneus en zwamneus
de vuurvreter hield
niet van ijs maar smulde van
een bord warm eten
mevrouw u hebt een
peesziekte sprak de arts tot
de prostituee
de uroloog en
jezus waren allebei
waterloopkundig
van de lichtekooi
was het kruis van verdienste
een gat in de markt
de pedicure
zonder werk ging op consult
bij een voetzoeker
de glazenwasser
had wiskunde gestudeerd
oftewel zeemleer
de kapper zag met
een knipoog de wipneus van
de prostituee
twaalf beroepen en
dertien ongelukken door
hindernisbanen
Geplaatst in de categorie: werk