De zwaan
Zijn vleugelslag wiekt hoog boven de huizen
de nek ver uitgestrekt aan kop
Voorlopig nog geen zwanenzang
als de verre stemmen in zijn oren suizen
Een ogenblik kijk ik naar boven
het lange witte lijf in zicht
Traag maar soepel in het ochtendlicht
bewegen vleugels die goden loven
Dan ontnemen daken mijn staren
Voorbij is de getergde vogel
nu nog vrij van mens en kogel
Het geschokte gemoed kan bedaren
Achter mijn ogen wil ook ik vliegen
dromend over wolkenzicht
In het kooitje een kanarie
Wat kan een mens zichzelf beliegen
Geplaatst in de categorie: vrijheid