Onomkeerbaar
Wanneer het kwik des winters onder nul staat
en ieder loopt te barsten van de kou
de ogen tranend, wangen lichtjes blauw;
dan zegt de weerman ons dat het om vorst gaat.
Maar als het kwik alleen maar plussen zien laat
- het zweet loopt je met straaltjes langs de rug,
je snakt naar een koud pilsje, liefst wat vlug -
geen weerman met verstand die dan van dooi praat.
Hij zal het woordje dooi slechts laten horen
wanneer het ijs dat ligt op sloot en plas
- nadat ze voorshands waren toegevroren -
weer vloeibaar wordt zoals het vooreerst was.
Kortom als ‘t weer zo blijft zoals ‘t nu is
dan lopen we van ’t jaar de dooi wel mis.
Geplaatst in de categorie: lightverse