Mens en weer
Er was eens een man,
Volledig gek van en dol op elk type weer.
Elk weermannetje was er zijn beste vriend,
Voor de Weergoden was hij een heer.
Daar kwam op een dag een ijdel wijf bij hem langs,
Die hield alleen maar van Zon.
De heer en de Weergoden pruimden dat niet,
Zij vonden dat mens maar een on :
"Mens denk toch wat ruimer en maak ons niet kwaad !"
Maar de vrouw hoorde Hagel noch Donder.
Daarmee sloeg zij een Wijze Wind in de raad,
Ze dacht : "daar kan ik wel zonder".
De Goden zouden haar mores leren
Op een veldje niet ver daarvandaan.
Daar ging de vrouw in haar blote niks
Liggen bakken en bruinen en braën.
De Zon zette hem op en zorgde terstond
Voor -steek, vellen en blaren.
Eer 't vrouwmens het door had was ze verbrand,
Liet 'r heetgebakerdheid varen.
Ze smeekte om meelij, verkoeling, iets kouds !
Keek hoopvol naar Zephyr en Regen.
"Jij wou toch nooit Wolken, geen Wind en geen Vorst,
Dan krijg je van ons echt geen Zegen."
Zo trokken collega's partij voor de Zon.
De verbrande vrouw stond alleen.
Alleen Donar streek zijn hand over 't hart,
Zond Onweer en de vellenvrouw heen.
Blozend kwam ze terug bij 't huis van de heer,
Die gaf haar brandzalf en kleren,
Hij vroeg of ze nu bij hem bleef,
Ze kon nog zoveel van hem leren.
Inzender: Elise, 29 januari 2020
Geplaatst in de categorie: vrouwen
ik moest lachen om dit gedicht: wow!
keert het ijdele vrouwmens nog terug in deel twee
dan lees ik graag wederom mee!
het rijm zat me even niet mee,
maar 't gaat om het vrouwmens,
het Weer en de goden,
'k zie uit naar 't vervolg
met Pluvius en Odin!
nochtans in niet misverstaen taeltje
applaus hoor Elise
als ik nu moest kieze
gaf 'k je minstens een ster
en een sjaeltje (tegen de kou)!