Bouwen op een krijtrots
De schapenwei die boven zee hangt
Als op een dienblad aangereikt
Lijkt met een taartmes afgesneden
(Maar dan door een dronken hand)
Een geblutste flank van gebroken wit
Met aan de voet een keistrand
Omspoeld door armen van schuim
Die zich rond en vol vertakken
Daar aan de rand van het azuur
Bouwen we een lemen hut
Een open wand van glas
Het kinderbed past in de hoek
Zoals de troon in een spiegelzaal
De zoon sputtert wat tegen
Als het dons klaar ligt
Om hem in te pakken
Een voorjaarsgeschenk voor morgenvroeg
Door een kier gluurt hij naar de schemer
Onze tuin lijkt over te vloeien naar het dorp
Speekselvlokjes op zijn onderlip
De schapen schuiven weg
En hij telt af tot twee en zinkt
In een ooghoek ontglipt hem
Het groen dat in gelaagde tinten dichtkantelt
Zo vergaten wij te vroeg hoe hij groeit
De romp in de breedte
De wortel in de diepte
De dij in de lengte
Zijn taal in de ruimte
Zo ontwaakt hij dan, een beetje hondsblij
Door iets van niets geboeid
Bijvoorbeeld een gevangen bij
Geplaatst in de categorie: kinderen