psalm 4 vers 12
de kegel van haar snavel hakt de schors open
met de tong likt ze bosmieren uit de pulp
morst ze melk over de deinende navel
soms peutert ze met geveilde nagels aan zijn gulp
scheurt het zegel, dan kruipen er vingers van bijenwas
over de blonde wrong, de ontstoken knopen
in de broeikas van een etterbuil, een wonde
dan kietelt zij de tulp, de bol van de magnolia
als de kleuter die net ontwent aan de fopspeen
een kwijldraad verbindt de polen van de magneet
overspant het veld waarin ik doofstomblind wil dolen
tot ik in het maatglas de lauwe palmwijn vang
die zuinig vloeit uit de vouw die ik zelden zomaar vergeet
het veenmos groeit grijsgroen over jouw flanken
met de turf die ik uit de lenden steek stook ik ons strobed op
dan schranken wij been over been tot een kluwen
schuwen de vossenklem die schuilt onder de humus
omdat ik niet durf en jij de trossen op ons altaar derft
gekneld in onze glazen kubus buigt jouw stem
we razen en duwen en blazen in een lus van armen
tot jij amen in mijn schouderblad kerft
Geplaatst in de categorie: liefde