Auschwitz
Het huis waar ik een kamer had
was doorgaans stil de hele nacht;
hooguit een muis die onrust bracht
of iets van buiten uit de stad.
Maar soms weerklonk een roep
om hulp door alle kamers heen,
over een gestalte op de stoep
die iemand haalde naar het scheen.
Verloren liep hij door de gang
voor spoken en voor mensen bang,
en hoorde weer de schrille bel
die hem terugbracht naar de hel.
Met grote ogen die me vroegen
wat mensen toch met mensen doen,
klampte hij me zwetend aan
en trillend bleef hij voor me staan
met schouders die 't niet meer droegen
wat eens gebeurde toen.
Geplaatst in de categorie: discriminatie