Meibok
Bont gesponnen beeld van mooie woorden,
raadselachtig boeiend, 't is soms te vol,
Te veel, te groot, te overdadig, ja,
wanneer ik drinkend met mijn ogen,
Langs 's dichters gouden regels ga.
Zo vol van klanken, kleuren, geuren,
Een Mei te kort, één groot gebeuren.
Zoals een glazen bierkelk óverstroomt,
Door bellend schuim, geelwit gezoomd,
En wat nog gistte in deez' beker,
Verflauwt van stroomgoud, wordt steeds bleker
Kleur, spoelt dan, zacht stuwend, langs de rand,
't goudwit gerstvocht droppelt op mijn hand.
Zo dartelt 't jongste bokje door de mei,
Doch vanaf achtste maand keert het tij,
Dan komt een donkerder Bok, roodzwart getint,
De sterke, onstuimig' vader van dit kind,
Die mij verleidt door zijn volle geur,
Uit 't volbruisend vat, diepdonker kleur.
Ach, zoete rook, die zo ijl vervliegt,
Ach, dat je mij nog langer wiegd',
In je sterke, zoete armen, ach dat
Ik me nog even aan jou zou mogen warmen,
dat de strenge Winterkoning korter heersen zou,
dat ik niet zou verglazen door zijn kou
Ach mijn Mei, mijn lieve, zoete Mei,
Immer te kort leeft gij voor mij...
(naar aanleiding van Gorter's prachtige 'Mei' (1889), met een knipoog naar zekere bieren, geschreven door Tjoke in 1994 /herzien in 2009)
Geplaatst in de categorie: jaargetijden