Wat een bidsprinkhaanmannetje moet weten
De reacties van Ton en Gabriëla op mijn versje ~Onveilig vrijen~ brachten mij op het volgende sonnetje.
Reeds in de brugklas wordt het onderwezen
aan knapen van ’t geslacht der Bidsprikhaan:
Blijf als het kan bij ‘t vrouwvolk ver vandaan
en wees vooral voorzichtig bij het kezen.
Als de natuur je tot vrijage dwingt
vang dan een vlinder of een honingbij
als een prelude tot de minnarij
en geef die haar vlak voor je haar bespringt.
Zodra zij van dat hapje zit te smullen
ga jij gewoon je goddelijke gang,
maar schiet wel op en maak het niet te lang.
Juist, Rotterdams: ~Snel poetsen en niet lullen.~
En ben jij klaar nog voordat zij het op heeft,
bestaat de kans dat jij voorlopig door leeft.
Geplaatst in de categorie: lightverse
al lijkt het een onschuldig tijdverdrijf
-met geen of weinig kleren om het lijf-
’t is oppassen geblazen met dat vrijen.
Als mensenman word je wel niet ontkopt
toch kan het zijn dat plots je hartslag stopt.
Hoewel, om in het minnespel te sneven
is toch wel een zoet einde van het leven.
Aan jongens-bidsprikhanen wordt
goed voorlichting gegeven,
aan raad komen ze niets te kort
zo blijven ze lang leven.
Maar raakt er een door liefde blind
en past vandaar niet op,
dan pakt het vrouwtje hem gezwind
en dat kost hem de kop.
Je Adriaan
En ook niet voor de merels en de mezen
die moeten van zichzelf toch wijzer wezen
Het geldt alleen bij JONGE Bidsprinkhanen
Die ouwe knarren zijn het glad vergeten
dus worden minnekozend opgevreten
de Klazen, Kozen, Karels, Koen, en Kris?
Is 't een tactiek die overdraagbaar is?
Of zou 't alleen voor Snelle Henkies wezen?
Wat leert men van bidsprinkhaanrituelen?
Denk met je hoofd, niet met je edele delen!