De klaroenen.
De klaroenen schallen als we de hemel binnengaan
tussen het knallen van geweren en het vage huilen
van het volk. Wij, wij zijn de doden die tot vandaag
leven. Wij zijn versteend, onze namen gebeiteld.
Denk dan dat het liefde was voor het vaderland,
dat we een handvol aarde in de handen namen,
met de lippen proefden. Dat we omhoog keken
vooraleer we in het drasse land onze knieën bogen.
Toén wilden we leven, in kiel, op klompen vol stro
lopen, brood en pap lepelen. En ham in de schouwen.
Onze monden aan de mouwen vegen, de kinderen
kinderen weten krijgen. Zien hoe ze lachten, horen
hoe ze huilden. Hoe ze nog met starre ogen bloemen
dragen, groot worden met ons onrecht in het hart.
Geplaatst in de categorie: oorlog