Agathe en de Open Dag
Bij het krieken van de eerste zonnestralen rees Agathe,
oudste telg van adellijken bloede
De warmte van het laken
waaierde en nam zij mee
in nachtjapon van crème
en capuchon van caramel
Waarin haar schouderlange
haren in mahoniehouten tint
bijeengebonden waren met
een koningsblauw dun lint
Vandaag, dacht zij, is 't Open dag
die is ons vast wel goed gezind
want het geslacht der Sablonières
laat toch geen gepeupel binnen
Beneden onze waardigheid,
nee straks ontvangen wij
van mensen enkel hun
nieuwsgierigheid, hun dringen
Hun vragen die 't van hun
cultuurhistorische onwetendheid
van leefomstandigheden in die tijd
dan absoluut gaan winnen
Allen komen reeds van ver
terwijl wij onderwijl
aan 't déjeuner met goudbokalen, wijnkaraf en van de akkers fijngemalen
Tarwe, bloem in zonnegoud
besmederd met gekarnde
fijngesneden edelkaas
bedekt met marmelade...
Zo droomde zij de open dag
bij het ontwaken tegemoet
en rees van legerstede
met haar weldoorvoede leden.
Dan glippen slanke voeten
in de iets te krappe muilen,
en spoedt zij zich
naar 't boslandschap
geschilderd op gordijnen
En schuift die langzaam, niet te snel
vaneen om daar de zon
door 't openstaande venster
in het klare reine blauw
Met brede glimlach op 't gelaat
en een voldaan gemoed
in stille dankbaarheid
te gaan begroeten...
Buiten poorten der idylle
zamelde zich reeds het volk,
uiteenlopend in rang en stand,
jan en alleman waren
de weergoden ter wille
Een dokterszoon, een querulant
een dominee aan hem verwant
en niet veel later arriveert
janhagel op de bicycletten
Maar alras vermeit men zich
bij kramen waar de kunstenaars
de pottenbakkers en bekwame
schilders met portretten
En anderen hun etenswaar
van regionale akkers
aan de man trachten te brengen
alsmede aan de vrouw
Zo, en niet anders en aldus
werd gaandeweg geleidelijk
allengs van 't toegestroomd
publiek een kinderhand gevuld
Het oude dorpsplein bij de pomp
op steenworp afstand van de kerk,
waar ooit een hoge sokkel stond
met daarop 't pronte ruiterbeeld
van een der heren ter kastele
Dat sinds de komst der suffragettes
in 't begin der voorgen eeuw
van al zijn fiere waardigheid
in één klap werd ontdaan
Waar ook 't geslacht der Bentincks
mengde met de Sablonières,
gelauwerd om hun poëzie,
geprezen sonnettières
Doch met de tweede golf
der feministen was het met
de fijnbesnaarde kunst
der dichteressen als Agathe
Door hun grofheid in 't ontberen
van het schaamrood op hun kaken
en 't ranzeloos gekakel
plotseling en rücksichtslos gedaan
Want zie, daar schuifelt reeds
een jong gezin met koek en zopie,
thermoskan en wat niet al
in golven traag de paden op,
de lange lindelanen in
"O Joost, waar zijt ge,
ziet de drommen
Toe José, verzin een list
de ophaalbrug, ze komen binnen,
niet de Hunnen, nee die niet
maar ratelende hanen
met hun kakelende kippen!"
Zo riep de fijnbesnaarde jonkvrouw
teerbemind doch wereldvreemd...
Haar stond een Open dag
voor ogen als besloten feest
met genodigden die vragen,
niet het volk dat op komt dagen
met z'n kwetterende blagen
Men kwam voor beauty en het beest
te véél voor 'n sensitieve geest -
de Bentincks deed zij haar beklag:
zo is het mooi genoeg geweest!
Geplaatst in de categorie: adel