Pas op als je dichter wil worden, mijn dochter
het zijn de muzen niet die je vermorzelen
en voor de beroepsziekte van veellezers, de bijziendheid
heb ik je voldoende en vroeg genoeg behoed
het zijn de letters niet die jou het licht uit de ogen steken
weet je nog hoe ver we keken
over het veld waar vossen in het vroege zonlicht samen kwamen
je zou kunnen kiezen voor de nieuwe taal, mijn kind
het oog is altijd nader dan het oor
en de dieren zullen je lens niet schuwen
het zijn niet de gekwalificeerde kommaneukers die je kwellen
beschouw hen als buren die de blaadjes van de straten vegen
als je kersenbloesem feest
het zijn de ego’s hard als vallende eikels die je treffen
draag een helm mijn dochter als je dicht
je zou kunnen leren om te likken niet te bijten
iets dat ik jou nooit heb voorgedaan - bedenk
in ruil voor jouw lof kunnen zij lelijk zijn
leg je woorden in je wijnkelder, mijn dochter
laat ze rijpen, lees ze later
als je zelf gedichten nodig hebt
laat de tweezang van de vogels je tot troost zijn
de geurgedichten van de honden in het gras
... De titel is een knipoog naar Ida Gerhardts Dichterspreuken: ‘mijn zoon, zo ge dichter wilt worden’ ...
Schrijver: Hinde van Overpelt, 15 juni 2024Geplaatst in de categorie: literatuur