Beschutting
I. De trui
Ik heb haar nog bewaard,
die goede oude trui,
waarin ik kon schuilen
voor wat dan ook voor bui.
Soms gaf ze een omhelzing,
haar mouwen om me heen;
alles wat te strak zat
verloste ze meteen.
Ik zal haar blijven koesteren,
hoewel ze niet meer past,
ligt onder in de lade,
in mijn speciale kast.
II. Winteren
Ik winterde in warmte,
en kachelde mijn hout.
Ik winterde in warmte,
en vachtte tegen kou.
Ik winterde in warmte,
en wolde in mijn deken.
Ik winterde in warmte,
en kruikte kille weken.
Ik winterde in warmte,
en knuste nog heel even.
Ik winterde steeds warmer,
en lentede tot leven.
III. Klaren
Als de dagen gapen
en de nachten waken,
in een bed van tranen
die in kringen malen,
zal de tijd vertragen
en de ruimte maken
om de lucht te klaren
ga maar rustig slapen.
Geplaatst in de categorie: individu

Geef je reactie op deze inzending: