Drenkeling
Terwijl zij de netten uitwerpt
in een wolk van schuimspatten
krijst de drenkeling en hijst zich aan boord,
In de diepte een verzonken stad
onder wuivend wier,
een mossig koord leidt naar het schip
gekraakt in een donderslag
Nu rest er rot hout,
groeien er koralen op de mast,
de oude glorie ligt aan diggelen
terwijl zijn tranen vrij biggelen
langs gestriemde wangen.
Zij bewaart haar kalmte
en buigt zich over de drenkeling,
doordrenkte lompen.
Haar stem blijft echoloos hangen.
Knarsend klinkt zijn dank in vele talen.
Geplaatst in de categorie: verdriet