Paradijs
De dikke duisternis wiegt me
Voorbij de mist, de menigte, een stemmenvloed.
Straks kies ik wat ruimer sop,
de deining van de stilte
waar ik struikel over oud speelgoed.
Jeugd... de deugd waarin ik klauwen drijf
De prachtprooi die me nooit verliet
me ooit verwondde.
Zoals de zebra die de adem van de leeuwin hoort
Haar muil treft met een hoeftrap
Kan je een herinnering herkauwen tot de laatste vezel?
Nog graaf ik in zand en stof
naar de beroerde beul,
de rotmof die in mijn oor vloeken blaast.
Wie belooft het paradijs?
Soms waan ik me daar.
Al knarsen de bomen in hun ruwe mantel
Al rot de verboden appel tussen de kastanjes.
Hoor je die hoestbui tussen de takken?
Adam liep te koppig, te naakt in de kou
bewaarde zijn listen in krakende kisten.
Geplaatst in de categorie: algemeen