Ylkoorts (1)
Zij zonk in de doem van december
Pril ijs lag over de grachten
Als een vlies van scherven.
De stad werd een schuilhol
Een speeltuin voor spokenjagers
De triomfboog, verweerd en in de steigers
Was door vlokken beschilderd
In het stilste wit.
De nacht kwijnde van de kou
In haar wijde muil
Steeg de koorts van bevroren zwervers
De dikke mist strekte zich uit
Als een wurgende reus bij dageraad.
Een pesthaard likte aan onze gevels
Met adem die roet tegen de deur afzet.
Besmet door haar pijn
Holde ik door het parfum van sparren
Het zilvermeer lonkte
Dreef me naar de rietoever.
Lippen, schilferend door de droge vrieswind
Plooiden van spijt
Hoe kon ik haar koorts vergeten?
Hoe haar snik vergrendelen in een geheime doos?
De nacht bood een laatste kans
Voor we verdwalen in gangen
De steriele sfeer van witte lakens
Jouw vezels, kraaiend van verzet
Tegen mijn schedelwand.
Geplaatst in de categorie: ziekte