Verlegen bij dageraad
Ergens in het holst van de winter
Liever luister ik
Naar de ruis van haar kleed
Dan dat ik mijn oor slijp aan de stilte
De klok verteert ons
In vele gedaanten heeft zij zich herkneed
Als was ze fijnkorrelige klei
Die niet drogen wil
Een bloedstroom spoelt de dagen en de vragen weg
De vrieswind glipt door de dunste kier naar binnen
De voorgevel met het winters penseel gewit
De kroost dringt dieper in het nest
Liever luister ik naar de ruis
Dan dat een droom mijn lens ontglipt
Doorheen het netvlies flakkert de kaars
Die bevende schaduwen op de wand werpt
Bij dageraad staat zij naakt
Op een regenmantel na
Te gissen naar de taal van het weerloos gebaar
En giert ze
Wat sta je daar te stamelen?
Geplaatst in de categorie: liefde