Beatrix, moeder met majesteit
Dwalend door de oranje kraamkamer
van voorouders in gestolde gratie
langs monumenten van de natie
worden haar gedachten bedachtzamer
verankert de jeugdige meisjespas
gespiegeld in goud, marmer en glas
In het licht en de wijsheid
van haar moeder gerijpt
opent ze het rookgordijn van het rijk
haar prille blik glijdt langs de dijk
waar de vogelverschrikker
zich aan het land vergrijpt
Ze neemt de teugels op voor
een jarenlange tocht op de vergulde wielen
over kinderkopjes en dwars door
warhoofden en langs hen die eerder vielen
regerend in een niet verkozen stilte
ontdooit gestaag haar onbegrepen kilte
Van al haar prinsen weet zij kwaad
van vader, moeder, echtgenoot
kent zij het lachen en het zuchten
de hele waarheid, ook de geruchten
de warme band en de koele dood
de eenzaamheid van een frontsoldaat
Nu op Soestdijk de schaduwen slapen
achter gestreken vaandel en laatste wapen
ment ze met glimlach en vaste hand
ons volle rijtuig door de drassige delta
‘Mijn God, mijn God, bescherm dit land
zodat ook ik verwonderd en versteld sta’.
-----------------------------------------
* Dit gedicht is onderdeel van de expositie
‘Ode aan elke regeringsjaar’
in het kader van het zilveren jubileum van koningin Beatrix.
Gratis te bezichtigen tot 22 December 2005
in de Statenpassage van de Tweede Kamer te Den Haag.
Geplaatst in de categorie: koningshuis