inloggen
voeg je netgedicht toe

Netgedichten

netgedicht (nr. 10.229):

Dweellocht der witte wieven

Telkens als ik daar toeven was
Tussen hei jenever en wollegras
Verscheen voor mij het ven de bente
Het veen het dal het zand ja Drenthe

Het bruine water vermengt zijn geur
Met zacht mos groen en bruin van kleur
Daartussen op een brede bentepol gezeten
Past de adder opgerold precies gemeten

De ringslang geelgroenbruin fors en lang
Lijkt haast een hele dikke waterslang
Maar kikkers zie je niet in het bruin genaken
Ik mis het wel dat vrolijk kwaken

De dag is warm en bij het zonnezinken
Vertonen zich de vele dieren om te drinken
Dorstig laven ze zich slurpen zich vol
Hun buiken opgezwollen rond en bol

De zon zakt weg en het wordt kil
De dampen stijgen op boven het zwil*
Dat zijn de wilde wieven en ze zweven
Over het ven en voelen zich verheven

De mens ziet stille toe het doet hem huivren
Niet slechts de kou maar ook spookachtig wuiven
Want lichten in de nacht, dweellochten
Zijn boodschappers van germaanse godentochten

De witte wieven willen wel lustig zwieren
Welk wezen wil met zulke bovenaardse ondieren
Vertoeven temidden van een donker dreigend woud
Het bloed stolt licht des mensen vel wordt koud

De griezel gruwt de mensen tot eerbiedig zwijgen
Want niets heeft ooit de grelle** germaanse goden
Het samenzijn op het Drentse zand en veen verboden
Hoezeer het Drentse volk tot christendom mocht neigen

De mens is stil hij luistert en aanschouwt de spoken
Diep in zijn jas voor kou en angst gedoken
Geniet hij dit alles met een lichte schroom en eerbied
Hij vreest wat af en huivert gelukkig niemand die het ziet

--------------------------------------------------------
* open plek in het bos
** felle, graag erop af willende

Schrijver: Rikus Kiers, 7 maart 2006


Geplaatst in de categorie: algemeen

4.0 met 22 stemmen aantal keer bekeken 690

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)