Umbra mortis
In tolvlucht
sloeg de vogel te pletter
op ons tegelpad.
Daantje cirkelt om de dood -
alles is vreemd en groot.
De dood is binnen
maar de kruisspin naast haar deur
vertrekt geen spier.
Haar dagen vergaan als rook
van vuren op het strand.
Zij schroeft zich vast
in het verleden en ik
spiraal naar verse lucht.
Buiten ligt het bollenveld
braak en bloeien papavers.
Gelaten wacht zij
tot de wurgende slang
haar te na komt.
Met de beker in de hand
is zij hem toch te vlug af.
Het koor aan de kust
zingt: de steppe zal bloeien
lachen en juichen.
Ik hoor in de Vogezen
voorlopig enkel zwijgen.
Job neemt het woord:
Waarom ben ik niet gestikt
voor iemand mij zag?
Ik was uit de moederschoot
zo naar de groeve gebracht.
Natzweiler – Struthof:
scholieren, dagjesmensen
en de galg oogt nieuw
in dit godvergeten oord
waar het onweer hangen blijft.
ZONNELEEN De episoden van Amos 2006.28
Geplaatst in de categorie: haiku