granaatappel
mijn arm graait in een hoge struik
kalend in de lome droogte
doorheen de doornige vlechten zie ik de kruik
steil en stil op jouw kruin, een roerloze hoogte
mijn voeten zinken in een heuvel van mat lover
ik raap één blad, ovaal en toegespitst, met een gave rand
bloesem aan de scheuttop, jouw parfum waait over
jij kwam hier op een rafelig tapijt neergestreken
geweekt in de spanwijdte van de Middellandse Zee
jouw gespleten tong heeft me leren spreken
toch zwijg ik en pluk de ronde vrucht
mijn nagel scheurt het leer van jouw schil
de pit in de korrel drijft in gelei
speeksel borrelt op tot ik bijt en wil
dan smeert jouw stroop de kleine kegels op de tong
de vellen die wrang smaken kleven aan een hoektand
je spant in mijn vuist, het vlees druipt in het zand
ik hoorde de lijster die door mijn ader zong
Geplaatst in de categorie: liefde