Avondland
paarsberookt mijn lucht
zijn afgeschenen podium
de sliert die gedag als
verwelkende boterbloemen zegt
aan de nachtegalen ruiselaars
van leeglekkend wilgenhout
aan de haren van moeder aarde
waar vissen zweven en wolken
heiligschennis zijn
aan de uitgeschoten mensenknollen, hen
laat hij hun betraliede winterkoppen houden, hen
laat hij rusten in de kelder, met zijn tweeën
gedraaid in perkamenten cocons, de ironie
voor dubbel zo alleen
mij vergeet hij,
ontsnapt een dankbare lach
tot morgen,
dag.
Geplaatst in de categorie: afscheid