Geen levende ziel
en tóch sta ik weer op de brug
zie het diepe niet van de rivier
noch de vele zilverschubben die
zeewaarts zwemmen op haar rug
het zwalkend zwerk is koud en vaag
rillend doe ik mijn kraag omhoog
spreid mijn armen en zie mijzelf
wieken gelijk de raaf, oneindig traag
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid