Paradijs.
Als ik 's zomers in mijn tuintje zit,
zie ik het paradijs,
de bloemen kleuren mijn horizon
en boven mij de lucht
Daar kan je heel veel sprookjes zien,
een monster, of gezicht
na een tijd vervaagd de schim
een wolk op de vlucht
De vogels brengen hun jongen groot,
wat hebben ze het druk
dus zette ik wat water neer
ze drinken en ze baden zich
en droogden in de zon
want regen viel er niet dit jaar
De herfst heeft zich aangemeld,
de winter komt eraan
Sommige vogels trekken weg,
een ander komt juist aan
De koolmees en de waterhoen
de roodborst in mijn tuin
zoeken wormpjes en zaadjes op
het is een heel gestruin
Ik hoef niet veel te vegen hoor
dat gaat wel door de wind
Gisteren hoorde ik nog zeggen,
het was nog maar een kind
In Zeeland is weinig te beleven.
Mensen werken voor hun brood
Dat duurt al eeuwen lang
De jacht, werd jacht
en ligt nu in de haven
De boer wordt met uitsterven bedreigd
Toerisme, dat levert op
Wie zaait de kool en bloemen dan
Vakantie, wordt dan, plaats vakant
en langzaam dringt het tot me door
waar leven we nog voor.
De eerste regels van de katachisme in mijn jeugd
was: Waartoe zijn wij op aarde
Om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.
Ook ik heb als vriendje mijn computer
maar wat als we helemaal geen energie meer hebben.
Kunnen we dan toch van de zon leven?
Inzender: Peterdw., 3 januari 2010
Geplaatst in de categorie: woonoord