Gesloopt
De ruiter bestijgt z’n paard
hij grabbelt naar de knoppen
geen deernis, ’t is geen edel spel
amoveren,’t is niet te stoppen.
De kogel slingert,
puntloos beukt hij erop los
Tot splinters, gruis vermorzeld
verdoemd tot bulken puin.
Gewond zonder dekkleed aan
’t is enkel nog geraamte
trillend, onder het geweld
trekken haar wortels samen.
Ze niest en proest en huilt
het hele nest bevuild
bij elke stoot ziet ze rood
haar statigheid verdwenen.
De maatklap zit er nu goed in
vinnig haalt de beuker uit
de laatste pijler wordt geramd
het statige station
zakt langzaam in zijn
stoffig graf.
Geplaatst in de categorie: tijd