Terwijl de fuiken drogen
Terwijl de fuiken drogen,
druipend van het zilte nat
braakt de zee onverstoord haar golven
en spoelt ze de netten schoon,
die visloos wachten
op Siel , de oude zeebonk,
met zijn kromme pijp
en aftandse zuidwester
Een oud vissersvrouwtje kaakt
wat verse haring
De stank van vis
lokt meeuwen
die -op de hun zo eigen wijze-
danken voor dit uitgebreid banket
en zij vertolken daarbij
onafgebroken
het meeslepende lied van sirenen
Geplaatst in de categorie: algemeen