Fado van een jeugd
Er was een kind, dat niemand wilde -
of wel wilde, maar niet hebben kon,
en dat daarom een vlucht verzon,
wanneer men krijste, schreeuwde, gilde.
De kleine kinderblik verkilde,
paste zich aan, kameleon,
vervloekte zwijgend toen de zon.
De kinderlach verdween, verstilde.
Daar niemand om die kleine gaf,
- want druk met eigen somberheid -
verstikte ‘t kind in eenzaamheid.
en dolf daarop zijn eigen graf.
Het heeft een put gegraven in zijn ziel,
een diepe kuil voor ’t lieve kind,
dat enkel door verdriet bemind,
de anderen zo tegenviel.
En diep begraven in zichzelf
verstreken daarop lange jaren
van vreugdeloosheid, navelstaren
De tijd gleed voort, ’t leek ver na elf.
Gisteren werd het graf gevonden
een rotte wond, nat en bedorven
Het kind daarin bleek ongeschonden
en Goddank nog niet gestorven.
Geplaatst in de categorie: verdriet
Een zó vervelende periode beschrijven met zulke mooie woorden....en zo herkenbaar ook nog.... Dit heeft indruk op mij gemaakt!
waarin veel verdiet is.Ik ken iemand van zeer nabij, met ditzelfde leed,je hebt me dieper dan diep getroffen met het zo neer te schrijven.Het doet pijn,maar ik blijf lezen!