Winterpartizaan
(voor Ramsey Nasr)
Gloedhete lavastromen stromen uit zijn keel,
Rijn en IJssel smelten door zijn woorden,
terwijl hij fluistert in een warm prieel,
glippen geisha's langs zijn zijden boorden.
Hij heeft de strelende muzen niet verstoten,
dat deden auto's, scooters en fabrieken,
als hij wil, dan zal hij ook jou ontbloten
en draait hij met Don Q in de molenwieken.
Toch is hij professor aan vele universiteiten,
in zijn aura prikken Nietzsche en Schopenhauer,
je kunt de veelbelezen man heel wat verwijten,
maar in deze ijstijd niet van een iceshower.
Hij maakt nieuwe sterren aan het firmament,
zijn trip naar Mars is nog niet geregistreerd
en wordt door de NASA tot nu toe sterk ontkend,
zijn ziel is door zijn poëzieland uitgeteerd.
Maar nergens is een poedelbad met blote tijgerin,
nergens worden zijn open wonden verzorgd, geheeld,
in zijn hart nadert de versleurleeuw, de wolfsspin,
de zwarte haai, terwijl hij alles heeft gedeeld.
Zwaarvermoeid sjokt hij verder met zijn karabijn,
de zwarte stoppels, stekelvarkens, weren vriendinnen,
wat zal hij na zijn koningstitel nog kunnen zijn?
Het beste maar in het vreemdelingenlegioen beginnen?
Hij doet zijn ding en laat de maskers op- en afgaan,
terwijl de poëzieverslaafden bibberen van de kou,
hij weet het wel, hij is een moedige winterpartizaan
en bevroren ploetert hij voort, in extreme trouw.
Geplaatst in de categorie: literatuur