ontaarden
De appels blozen, vader. Het graan torent huizenhoog.
Het prikkeldraad is mild gesleten, in de wei
staan de blauw bevlekte schapen droog.
Je hebt je sporen verdiend, de ingedroogde klei
onder je nagels weggewassen. Machines aangeschaft.
Het land verbouwd. Pronkt met cabrio en open haard.
En moeder kermt, ontfermt zich over de aarden schoot.
Onder jouw last torst zij haar verdriet.
Haar schouders zakken steeds verder, je ziet het niet.
Nu zij uitgemergeld weent uit de puist in jouw geweten,
wasemt Gods lastering roet.
Haar kroost sterft, maar jij vindt dat je 'goed leven' moet.
De adem is verstikkend, ze grijpt je bij de strot,
dwingt je te buigen voor haar waarden,
want moeder zal bloeien op de dag
dat jij bent uitgestorven op aarde.
Geplaatst in de categorie: natuur